Alzheimer
Ik werd deze morgen gebeld met de vraag of ik wou meewerken aan een onderzoek over de ziekte van Alzheimer. Het onderzoek wou nagaan welke gevolgen deze ziekte heeft voor de partners of kinderen.
Ik twijfelde geen minuut en had onmiddellijk redenen te over waarom ik er wou aan meewerken. Ik geloof dat het goed zal zijn als ik eens mijn verhaal kan doen. Alzheimer is een bijna verboden ziekte, er is niets sexy aan, het is taboe omdat het misschien boven ons allerhoofden hangt.
Taboe ook omdat het niet vatbaar is. Je kan niet zeggen : daar en daar zit het. Je kan het niet uitsnijden als een gezwel.
Alzheimer wekt zelfs ongeloof op : laat hij of zij zich niet te veel gaan ?
Ongeloof ook bij de rest van de familie : ze doet alsof, ze doet ook geen moeite enzovoort.
Er zijn veel varianten in dementie. Mijn vader die niet alleen niet meer wist hoe ik heette maar zelfs ronduit ontkende dat ik zijn dochter was. In zijn ervaring was hij immers maar twintig, hooguit vijfentwintig.
Maar bij haar… Soms zijn er momenten dat ik denk : ach, er is helemaal niets met haar aan de hand, gewoon een beetje oud en traag. Dan denkt ze helder en is ze rustig, lijkt het alsof ze nog alles goed in de hand heeft.
En dan weer zit ze als een hopeloos wezentje in elkaar. Weet ze het allemaal niet meer, lukken eenvoudige dingen niet meer.
Hoe is dat toch mogelijk ? denk ik veelal. Hoe kan je het ene moment zo helder zijn en het andere zo verward ?
Zal ik ook zo eindigen ? Natuurlijk stel ik mij die vraag. Over de erfelijkheid van Alzheimer zijn verschillende meningen. Er zijn zoveel factoren die de ziekte bevorderen in haar verloop en andere die ze tegenhouden.
Liever niet, denk ik dan.
Het moet vreselijk zijn te leven in een wereld waarin je het gevoel hebt dat je hem niet meer aankan.