Kritische buurvrouw
Opa (schoonpapa) en ik genoten deze morgen van het mooie weer. Minzaam als hij is knikte hij goedkeurend naar onze voortuin-in-wording. Opa heeft een grote tuin. Tuin en moestuin. Met alles erop en eraan. Deze morgen nog had hij aardbeistekjes gezet die hij van een vriend gekregen had. Wij dus allemaal tevreden. Tevreden met de voortuin, met het mooie weer, met het babbeltje.
Lang duurde dat niet. Want de ‘zijwaarts overkantwonende buurvrouw’ stak bijna paniekerig de straat over. “Ik moet dat jonge volk komen helpen, dacht ik“, en ze keek opa en mij aan. Jong ?dacht ik. Opa is dik in de 70 en zelf ben ik toch ook niet meer ‘zo’ jong.
“Dat gaat niet lukken”, zei ze verder.
Opa, niet alleen minzaam maar met een zelden geziene goedhartigheid, keek haar bezorgd aan. De ogen van de buurvrouwen vatten vuur. “Ik ben er al jaren mee bezig en ik zit dagelijks voor het internet, ik bestel uit Amerika en ik zoek alles op, die planten gaan het hier niet volhouden.” Bescheidenheid voegde zich bij opa’s minzaamheid en goedhartigheid.
“Ik weet er niets van, van tuinieren”, zei hij.
“Ik weet er niets van, van tuinieren”, zei hij.
(Hoezo niets ? dacht ik, en die grote tuin dan van jou ?)
Geen spoor van minzaamheid, goedhartigheid noch bescheidenheid te bespeuren aan mijn kant.
Geen spoor van minzaamheid, goedhartigheid noch bescheidenheid te bespeuren aan mijn kant.
Laat ik vooral rustig blijven, dacht ik.
Begonia’s doen het niet in de zon, sprak ze verder. Gegarandeerd. Die overleven dat niet.
Begonia’s dacht ik ? Wij hebben zowaar hortensia’s gekocht.
Een nieuwe soort hé, ik weet er alles van. Houden niet van de zon.
Eu, kunnen het geen hortensia’s zijn ? vroeg ik aarzelend.
Och God, hoe kan ik zo ‘abuis’ zijn, natuurlijk, ’t zijn hortensia’s. Maakt niet uit, kunnen niet tegen de zon.
Opa’s bescheidenheid porde hem langzaam richting ‘weg’ uit. Hij wou zich niet in het gesprek begeven. De buurvrouw was geen partij voor hem. Ook niet voor mij. Dus stonden we allebei wat stuntelig te zwijgen. Ik vertikte het om te zeggen dat we het goed nagekeken hadden, dat de voortuin enkel in de voormiddag zon heeft en de planten ‘halfschaduw’ zijn enzovoort.
De stilte duurde minuten. Wat moest ik zeggen ? Tenslotte heb ik geen groene vingers. Enfin, ik… IK weet er niets van ! Maar ik kon de nieuwe planten toch niet terplaatse gaan uittrekken ?
Gelukkig hoefde dat niet, want buurvrouw begon aan haar eindpleidooi :
‘je moet ze er nu ook niet uithalen of de moed niet verliezen. Ik ben er al heel mijn leven mee bezig. ’t komt wel in orde !’.
En weg was ze. Net als opa trouwens.