Dementeren hoeft geen hel te zijn
Ik geef het onmiddellijk toe : het angstzweet breekt mij uit wanneer ik mezelf, dementerend als oudje zie. Bij alle euthanasievoorstellen denk ik altijd : ik moet eens opschrijven dat ik – eenmaal dement – dit leven niet meer hoef. Want doorheen mijn hersenen zie ik de wereld en kan ik die ordenen, mijn hersenen zijn het licht in de wereld van duisternis, want ze stellen mij gerust als ik irrationele angsten heb en ik kan altijd op hen rekenen als ik het niet meer zie.
Mocht ik zelfs niet op hen kunnen rekenen en het mocht het zwarte gat zo groot zijn dat ik het inderdaad allemaal niet meer weet, dan zullen mensen beroep doen op mijn rede en mij inzicht geven in wat er gebeurt. Voilà, een lofrede op de rede !
Mijn beide ouders zijn dement geworden. Voor mijn vader betekende het pure isolatie. De communicatie vorderde niet meer en het was moeilijk contact met hem te hebben. Hij herkende ons niet meer. Wij hadden geen ervaring met rusthuizen of therapie en zagen met pijnlijke ogen hoe hij steeds meer een plant werd. Op een kamer met 4, veel te vroeg in bed, alleen televisie in een gemeenschappelijke kamer, op tijd eten en drinken en een wasbeurt. Allemaal heel correct. Een levende hel was het, een rusthuis zonder visie of warmte.
Op een zaterdagmorgen heeft zijn lichaam beslist dat het gewoon niet meer hoefde.
Schrikwekkend.
Geleerd uit de vorige ervaring gingen we deze keer wel op zoek naar een goede thuis voor ons mama. En wat blijkt ? Ze noemt zichzelf een prinses, een koningin en is ervan overtuigd dat ze de lieveling is van alle verpleegsters. Ze heeft haar eigen kamer die ze als een hotelkamer ziet waar ze ‘personeel’ heeft die komt kuisen. Wanneer de verpleegster binnenkomt, kan ze het niet laten haar te knuffelen. Ze vinden het niet erg, noemen haar “Mariatje” – waar ze bijzonder aan hecht – en luisteren naar haar verhalen, talloze keren.
Ze ontvangt ons in haar kamer met grote allure, toont ons de foto’s, haar badkamer, vertelt over wat er in haar ogen allemaal gebeurd is, want het leven op afdeling D.0. heeft ook z’n roddels !
“Ik wil hier nooit meer weg” zegt ze. “Ze behandelen me als een koningin en soms krijg ik zelfs een extra snoep. Maar dat mogen de anderen niet weten”.
Ze glundert.
“Jij bent toch Kaatje hé ? Of ben jij Carine ?” vraagt ze plots, midden in haar verhaal.
Maar glunderen blijft ze.
Ik heb haar in jaren niet zo gelukkig gezien.