kleine goden
Onlangs had ik een moeder op gesprek die doodop was. Gewoon : uitgeblust. Toen het gesprek een beetje verder ging bleek dat ze doodmoe was van het grote feest dat ze voor haar zoon’s verjaardag had gegeven, (en dat hij niet leuk vond), dat de kerstvakantie volgepland was met kinderuitstappen en dat ze al jaren toverkunsten moet doen om haar agenda aan te passen aan de autoritjes die zoon (en dochter) nodig hadden voor de vele activiteiten die ze hadden als muziekschool, voetbal enzovoort. Zelf werkte ze fulltime, ‘want kinderen kosten veel geld’.
De vrouw was uitgeput, dat zag je zo. Toen ik even opperde dat ze misschien ook wel voor zichzelf mocht opkomen en haar hele leven niet in functie van de wensen van haar kinderen moest laten bepalen keek ze mij verontwaardigd aan.
Het zijn wel kinderen ! Het mocht niet in vraag worden gesteld.
Ik zag haar zoon die verveeld naar mij keek omdat het gesprek met zijn mama nu nog niet afgelopen was. De moeder stapte op en de zoon vervoegde haar.
“Gaan we nu naar de Fnac dat nieuwe spel van playstation halen ?”, hoorde ik de zoon zijn moeder vragen. Hij trok aan haar arm.
De moeder glimlachte.
Ze glimlachte naar haar kleine god voor wie ze haar leven geven wou.
Doodop of niet.
Ik zag haar buitengaan en hoopte dat de jonge god (en zus godin) zich niet zouden ontpoppen in jonge dictators.
Ik zag de jongen en dacht aan enkele jonge mensen in Leuven, afgestudeerd en zonder werk. De mama zorgt nog evengoed voor hen (wassen, kuisen) maar zij zijn zelf het noorden kwijt.
Ze vinden hun weg niet, zijn gefrustreerd en het ontbreekt hen aan ondernemingszin.
De grote wereld lijkt in niets op de wereld die ze kenden.
De ouders vinden het doodjammer. Als ze konden, solliciteerden ze in plaats van hun kind.
Dat is soms toch ontmoedigend in onze job, vind ik … je hebt het prachtig verwoord !
Daarom ben ik bang dat onze cultuur een louterend fiasco nodig heeft.