tijd voor het meest evidente
Daar zaten we dan, gistervond. Hij achter zijn laptop, ik achter die van mij. Hij geconcentreerd aan het werk, ik al met evenveel moeite mij worstelend door het werk. Het was twintig voor elf toen we besloten er mee te stoppen.
Geen van ons beiden had nog de moed tot veel gesprek, al beseften we beiden dat we nog niet veel aandacht aan elkaar gegeven hadden. We waren beiden moe en wilden slapen.
Deze morgen liep de wekker af om half zeven, het gewone uur. Tegen kwart voor acht waren we op ons werk. Na het werk boodschappen gedaan. Ik heb het avondeten ongezondsgewijs overgeslagen. Hij heeft net enkele papieren ingevuld voor het werk. Morgen moet die informatie binnen zijn om door de secretaresse te worden verwerkt en wellicht geklasseerd waar niemand het ooit nog zal lezen (nutteloze planlast heet dat). Het is half negen en we zitten beiden weer achter het laptopje. We beginnen erweer aan. Want er is zoveel werk.
Het weekend voorspelt weinig goeds. Het wordt nu rennen tot Kerst. Zondagnamiddag kan er wel vrije tijd van af. Maar voorlopig nog niet.
Gelukkig moet een mens eten en babbelen we bij tijdens het eten, al zijn lunchvergaderingen ons niet vreemd.
Ik ben hier aan het bloggen nu, met groot schuldgevoel. Naast mij ligt immers nog een stapel werk, en op het werk wacht de secretaresse ook nog op mijn verslagen.
Ik wou dat we meer tijd hadden.
Ik kan naast mijn liefje zitten werken en hem intens missen.
Zullen we altijd zo hard moeten werken ?
Als we de keuze hebben – en ja, natuurlijk hebben we die ! – dan niet.
Maar de overweging om minder te werken is niet enkel van praktische aard (mogelijkheid om het te doen en financiële gevolgen), in ons werk zit ook een groot stuk idealisme, levensvreugde en zelfrealisatie. En die zijn moeilijker op te geven dan de praktische kanten van de zaak.
Een vriendin van mij overweegt om er voor enige tijd uit te stappen. Te herbronnen, nieuwe horizonten te verkennen. Moedig vind ik dat.