alles is relatief
Onder mijn collega’s zijn er alle soorten lopers. Er zijn er die het haten (al dat gezweet), er zijn er die het wel willen (maar het komt er niet van), er zijn de Start-2-Runners, de zwijgzame maar al jarenlange (goede !) lopers, de beginners, de volhouders en zelfs een dame die naar een marathon meer of minder niet omziet.
Er zijn ook andere sporters. Voetballers. Die kunnen er ook wat van. Wielrenners. Een echte volleyballer. En ook nog een paar spelen tennis, al weet ik niet of het hen om het tennis dan wel het drankje achteraf te doen is. We hebben verder nog een ooit-in-competitie-tafeltenniser en zelfs een schermer. Kortom, best sportieve collega’s !
Maar om de een of andere (voor mij onbekende reden) ‘scoort’ het lopen toch wel altijd hoog. Alsof alle andere sporten peanuts zijn en lopen net dat ietsje meer is.
“Ferm”, zegt collega P. mij, “je loopt nu toch al een hele tijd hé ? “
Ik vertel haar over mijn dromen en angsten voor de 10 mijl.
“Geweldig”, zegt ze. “Ik zou ook moeten beginnen met lopen. Maar ik heb last van mijn knie. Ik ben ook meer een wandelaar dan een loper.”
“Doe je dan volgend jaar mee aan de 20 km van Brussel ?”, vraagt ze me verder.
“Geen idee”, zeg ik, “ik heb het voorbij jaar echt hard moeten werken om van 0 naar 16″ toe te werken. 20 lijkt mij onmogelijk veel, maar op een jaar tijd misschien wel haalbaar”. (*) Trouwens, ik denk dat die 20 km van Brussel echt wel zwaar is, met al die heuvels en dalen. Klimwerk en zo.”
“Ik heb er al aan deelgenomen”, zegt ze.
“Wauw”, antwoord ik oprecht vol bewondering, want ik wist niet eens dat collega P. liep.
“Een vriendin van mij had ons ingeschreven. Alleen wisten we niet dat een loopevent was, we hebben ‘m dan maar uitgewandeld.
We waren de laatsten”.
Ik onderdrukte een lachje. Zij ook.
Ferm vind ik dat !