geen troost
Het weekend hield me – net als het liefje trouwens – in bed. Een vroege griep ? Wellicht niet. Het leek alsof snotgeesten een invasie hadden gedaan op onze hoofden en luchtwegen. Onze stemmen klonken gedempt en nasaal, overal in huis lagen dozen en pakjes papieren zakdoeken om hun intocht te beperken. Een doosje vitamines. Hoestsiroop. Het wondermiddel ‘Antigriepinne’. Liters thee die de schorre keel moesten verzachten.
Het liefje zette als troost Columbo op, maar het mocht niet baten. Onze ogen waren te vochtig en ons lichaam te moe. We vielen in slaap. Het intellect van deze voornaamloze detective kon ons niet wakker houden.
Een heel weekend ziek. Met z’n tweeën. Waarom heb je een heel weekend vrij ? Toch niet om het bed te houden ? Liefje vond dat we moesten vechten tegen het spook van zwaarmoedigheid en overgave. We begroeven ons onder dikke ski-jassen en trotseerden wind en regen om een kleine kilometer van ons huis te genieten van een warme chocomelk. “Dan zijn we tenminste eens uit geweest”. De eerste woorden klonken zelfzeker maar de zin eindigde in schor gepraat.
“Wat ?” hoeste ik op, terwijl ik mijn muts nog dieper over de oren schoof. Hij hoorde het net zo min als ik.
“Wegens omstandigheden houden we onze winterslaap 14 dagen vroeger.” Zo stond te lezen op het bordje van mijn lievelings tea-room. Blijkbaar was het hele dorp ondergesneeuwd in slaap. Winterslaap.
Gaan we dit weekend nog overleven ?