1000 vragen #26 Was je een gelukkig kind ?
Het geluk van broers en zussen
Was ik een gelukkig kind ? Daar kan ik volmondig en zonder veel nadenken ‘ja’ op antwoorden. Niet dat mijn ouders zoveel tijd of aandacht aan mij besteedden. Dat hadden ze gewoon niet. Ze hadden hun handen (en hoofd) vol om het zelfstandigen bestaan te overleven en hun zaak alle groeikansen te geven. Maar ik had wel altijd broers en zussen in de geburen die stukken ouder waren en hun missie van hadden gemaakt om mij te knuffelen en altijd voor mij te zorgen.
Ik was de jongste
Volgens mij heb ik geweldig veel geluk dat ik de jongste was. Ik had niet één ouder, ik had er vier, want mijn oudste broer en zus zorgden evengoed voor mij als waren ze mijn ouders. Ik keek geweldig op naar mijn oudste broer en zus die volgens mij er altijd voor zorgden dat alles in orde zou komen. Eigenlijk leefde ik – en dat zit er nog een beetje in – in het adagio dat wat er ook gebeurde zij wel voor mij zouden zorgen. Niet dat ik mij dat echt afvroeg, het was gewoon een gevoel dat mij omringde als een warme mantel om mij heen.
Kind van zelfstandigen
Hadden mijn ouders niet veel tijd en waren ze met van alles in de weer, ze waren wel veel hoofdzakelijk thuis. Er waren mensen bij ons in dienst en die waren méér familie dan tantes en nonkels want ik zag ze àlle dagen en ze zijn er mijn hele leven geweest, van mijn geboorte tot mijn wegtrekken van huis. Tel maar op : weer vaders bij ! (Er waren geen vrouwelijke werknemers bij ons).
Mijn ouders hadden weinig tijd
Ik had eigenlijk het beste van twee werelden. Enerzijds hadden ze geen tijd maar anderzijds waren ze wel – in geval van nood – onmiddellijk beschikbaar. Ik hoefde niet te wachten tot ze thuis kwamen van werk. Anderzijds hielden ze me ook niet echt in het oog. Ik ben een kind van het pré-Dutroux tijdperk, waar kinderen nog een halve dag konden zwerven in het dorp (kikkervisjes, op bouwpercelen spelen, fietsen) en dat werd niet echt in de gaten gehouden. Bij niemand trouwens. Kinderen genoeg. De ouders van de kinderen die ik kende waren trouwens allemaal evengoed zelfstandigen, de hele buurt had hetzelfde model. Tegen het donker thuis zijn en je manieren houden. Dat was het zo’n beetje.
Zonnetje
Maar volgens mijn moeder – zaliger ondertussen – was ik gewoon een zonnig en vrolijk kind en zo herinner ik het mij ook. Ik denk niet dat dat verdienste is. In mijn genenpakketje zat behoorlijk wat vrolijkheid en naïeviteit. De wereld is een toverbal zongen we op school en dat was zo’n beetje mijn wereldbeeld als kind.
Dus simpelweg : ik was een gelukkig kind !
En toen veranderde dat
Eenmaal twaalf was het gedaan met de zorgeloosheid. Plots werd alles ernstig en moest ik op internaat. De wereld was plots niet meer zo’n goeie plek met strenge nonnen en een pedagogie die nu (en toen ook al) velen hun wenkbrauwen zou doen fronsen.
Maar dat vergeet ik liever. Toen was ik ook in één keer kind af.