Natuurdagboek: op de huid van de heide
Het natuurdagboek dat ik wil schrijven
In mijn hoofd schrijf ik meermaals per dag in mijn natuurdagboek. Geen enkele dag is immers hetzelfde. Terwijl ik dit schrijf is de lente aarzelend aan haar intrede begonnen. Hier en daar staan blaadjes in de knop, duwt de kracht van de bloei moeizaam de eerste bloem naar boven. Ik zie bosanemonen, nog klein in getal, maar straks als een tapijt in het bos. Ik zou het allemaal moeten opschrijven. En opzoeken, dat ook. Want niet elke bloem herken ik, ik hoor vogelgezang, maar als ik goed luister hoor ik een kauw, een ekster, een mees. Zij bewonen onze tuin. Een natuurdagboek bijhouden dus. Het komt er niet van. Gelukkig kan ik elke dag terecht in het natuurdagboek van Piet van den Hout. Door hem wordt mijn blik scherper. Mijn kennis groter. Piet is bioloog. En ‘verwonderaar’. We hebben dus wel wat gemeen.
Het natuuurdagboek van Piet
“Berken en wilgen hebben prille blaadjes en hangen vol met katjes. De vogelwereld is in beweging. Een vlucht koperwieken passeert noordwaarts. Een groepje watersnippen vliegt over, ook op reis. (…) Ik hoor een fitis. De zang van de fitis ademt zomer. Ik probeer mij een voorstelling te maken hoe zo’n kleine vogel van amper tien gram door weer en wind vanuit de West-Afrikaanse Sahel hiernaartoe is komen vliegen. Wat moet dat diertje niet allemaal in zijn mars hebben? Hij moet een landkaart in zijn hoofd hebben (waar ben ik?), een kompas (welke richting ga ik heen?) en een geheugen (wat deed ik eerder?). De fitissen komen allemaal zo’n beetje tegelijk aan als de blaadjes net weer aan de bomen beginnen te komen.
Citaat uit Piet J. van den Hout ‘Op de huid van de heide. Een natuurdagboek’, Atlas Contact (2023)
Op zoek naar de betovering van de natuur
Kan je als wetenschapper nog verwonderd zijn over de natuur? Of wordt elk dier, elke plant, elk voorval onmiddellijk geclassificeerd, omgezet in de wetten van de natuur? Voor mij, als niet-bioloog of natuurwetenschapper, is de verwondering nooit ver weg. Ik vergaar gaandeweg kennis, omdat ik nieuwsgierig ben, omdat ik het verhaal wil kennen.
“Als bioloog onderzoekt Piet J. van den Hout de natuur jarenlang op basis van hypothesen. Hij doet prachtig en nuttig werk, maar realiseert zich gaandeweg dat hij als wetenschapper iets is kwijtgeraakt, iets wat hij in zijn jeugd nog had en waarvan het gemis steeds sterker wordt. Want waar is de betovering van de natuur gebleven? (…) Een jaar lang kijkt hij, zonder vooropgestelde onderzoeksvraag, tot in de kleinste details naar het leven van dieren, planten en schimmels, naar hun samenwerking en hun strijd. Natuurlijk blijft hij ook de wetenschapper die wil begrijpen, maar hij gaat verder.”
Omslag boek Piet J. van den Hout ‘Op de huid van de heide. Een natuurdagboek’, Atlas Contact (2023)
Verwondering en wetenschap
Ik lees het dagboek niet in een keer maar volg zijn ontdekkingen maand na maand. Wat hij ziet verschilt niet zoveel van wat ik zie en ontdek. Bij het lezen is er herkenning. Van den Hout mag dan wel in Nederland wonen (op de grens van België), het natuurlandschap is niet compleet verschillend. Berken zijn geen uitzondering hier. Net zomin als kevers.
“ Hier groeien veel berken. In een ervan zitten twee rijen kogelronde gaatjes, elke rij wel een meter lang. Het zijn de ademgaten van een vrouwtje van de grote berkenspringkever, een donkerbruin plat kevertje van een halve centimeter dat onder de schors een gang knaagt waarin ze haar eitjes afzet. De larven die daaruit komen, wringen zich haaks op die centrale gang in bochten door schors en spinthout en creëren zodoende een prachtig kunstwerk dat pas na ontvelling van de boom aan de buitenwereld wordt getoond”.
Citaat uit Piet J. van den Hout ‘Op de huid van de heide. Een natuurdagboek’, Atlas Contact (2023)
Anders kijken
Het natuurdagboek van van den Hout is een fijne metgezel geworden. Soms probeer ik te vinden wat hij zag. Andere keren is er herkenning. O kijk! Maar evengoed lees ik in het boek op die dagen waar ik niet eens echt buiten in de natuur ben geweest. Het is bijna troost. Want ik weet: ver hoef ik niet te gaan.
Op de heide
De observaties en aantekeningen vinden allemaal hun oorsprong in de Regte Heide, een heidegebied omgeven door bossen en beekdalen, ‘ingeklemd tussen Riel, Goirle en de Belgische grens’. De auteur doet er 20 minuten over met de fiets, om van huisuit naar het natuurdomein te rijden. Ik moet iets harder fietsen, maar ook voor mij is de heide niet ver van huis. Véél heide zelfs. Aarschot (Molenheide), Averbode! Ik schreef zelfs een artikel met een verzameling wandelingen over de heide, her en der.
Herkenbaar overal
Maar je hoeft niet naar de heide te gaan om te ontdekken wat van den Hout ontdekte. Kevers! Berken! Spechten! Zandbijen! Kuifmezen! Ze zijn hier evengoed. Je hoeft echt niet naar grote natuurgebieden te gaan om ze te vinden.
Dat maakt het natuurdagboek zo fijn. Wat van den Hout ziet, kan je evengoed hier zien. Heide of niet. Mij maakt het boek vooral nieuwsgieriger. Meer verwondering. Meer herkenning.
Omdat het seizoensgebonden is, volg ik hem letterlijk met de seizoenen. Ik lees maand na maand. Alsof ik meewandel met hem. Hij in Nederland. Ik hier in Vlaanderen.
Piet J. van den Hout, Op de huid van de heide, een natuurdagboek, is een uitgave van Atlas Contact (2023) en telt 288 blz. Te koop bij o.a. Bol.com voor €24,99 (paperback) of voor €14,99 (ebook).