We waren moedig
Wat ik het laatste jaar meer en meer mis is de zorgeloosheid van mijn studententijd. Is dit het begin van een midlifecr* of het begin van bejaard te wezen, ik kijk achterom en zie die studententijd. Mijn enige taak bestond er in te studeren, iets wat ik dan nog graag deed ook. Iedere dag openden zich hele werelden voor mij, want ja – echt waar – er viel veel te leren van die proffen. Inzichten en gedachten waar ik nooit zelf op zou komen, confrontatie met ideeën die ver van mij lagen maar mij uitdaagden.
Ik zat op een geweldig goed kot. Een ‘gemeenschapskot’ zoals ze dat noemen. Waar er gekookt werd, inkopen gedaan werden voor het hele huis en waar we een krant hadden.
Maar bovenal hadden we een trap en traphal waar we dikwijls heel lang bleven babbelen ‘op weg naar onze kamer’. De rit keuken-kamer duurde dikwijls langer dan het stappen naar de aula. Op die trap stond de hele wereld ter discussie, de wereld, de politiek, het leven, kortom alles werd in vraag gesteld en bediscussieerd.
Wij waren moedig. Filosofisch. Wij toetsten onze diepste opvattingen aan elkaar. Wij spraken over de liefde. Over het leven, over wat we met dat leven aan wilden. We spraken over geld dat we niet hadden en het geld dat we zouden verdienen. Wij hadden woorden in de mond als solidariteit en derde wereld, woorden die ik nu nog zelden in mijn gesprekskring hoor. Ook de liefde niet trouwens. Of het geld. Of de zin van het leven.
We hebben andere zorgen nu. Banale zorgen die ons hele hoofd vullen. Over wie de auto naar de garage brengt, over het werk dat niet af is maar waarin we geroutineerd zijn, over het geld dat we moeten beheren.
Ons hoofd zit vol met alles wat we toen zeker niet wilden.
Ik mis ze, mijn kotgenoten. Ik mis de wandeling van de keuken naar mijn kamer.
Bij tijden mis ik zelfs mijn professoren, zelfs de saaie.
We waren in bepaalde zaken echt moedig toen.
Misschien vraagt het ook moed om het te zijn in het alledaagse.
Die laatste zin, die ga ik zeker onthouden!